Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Nun.] Uw [74]profeten hebben u [75]ijdelheid en [76]ongerijmdheid [77]gezien, en [78]zij hebben [u] uw ongerechtigheid niet geopenbaard, [79]om uw gevangenis af te wenden, maar [80]zij hebben voor u gezien ijdele [81]lasten en [82]uitstotingen. 74. Versta dit van de valse profeten, die de boze Joden zichzelven verkoren hadden, of die zichzelven uitgaven voor leidslieden of stuurlieden en onderwijzers, maar niet van God gezonden, noch de rechte profeten zijnde; zie Jer.2:8, en Jer.5:31, en Jer.14:14, en Jer.23:16, en Jer.27:10, en Jer.29:8,9; Ezech.13:2. 75. Dat is, zodanige dingen, die ganselijk niet strekten ten goede, noch tot godzaligheid; als bij voorbeeld: zij hebben u den vrede en aller dingen overvloed verkondigd, als God het tegendeel dreigde. Zie Jer.28:2,3,15, en Jer.29:8. 76. Hebreeuws, onsmakelijke dingen. Zie Job 1:22, en Jer.23:13. 77. Dat is geprofeteerd. Want profetieen zijn goddelijke gezichten den profeten geopenbaard. 78. Dat is, zij hebben u uwe zonden en overtredingen niet oprechtelijk voorgedragen, om u in uwe conscientie te overtuigen. 79. Dat is, dat zij u daardoor tot oprecht berouw en leedwezen zouden gebracht hebben, om alzo de oordelen Gods voor te komen. 80. Dat is, zij hebben u, als in Gods naam, geleerd dingen, die vals en nergens toe nut en oorbaarlijk waren. 81. Dat is, profetieen; zie Jer.13:1. 82. De zin is: Naar welke te luisteren de gereedste weg was om u uit uw land te brengen. Want dwalingen te leren en te geloven is de fontein van al de zonden, om welker wil God gemeenlijk de kinderen der mensen straft.